Corona, wat een onderwerp! Ik dacht daar moet ik toch eens iets over schrijven. Kan je je voorstellen hoe ik me voelde toen ik zag dat ik het reeds deed? Op zoek dan maar naar een andere titel, of een ander onderwerp, want ik heb zin om te schrijven. Mijn overactieve brein vindt al snel een oplossing: de titel wordt Corona 2. Als in twee. Ik ben tevreden met die creatieve uitspatting. Het onderwerp wordt bijzaak.
Maar eerst even terug naar mijn gevoelens. Je weet wel, toen ik zag dat ik in herhaling dreigde te vallen. De angst om dat te doen, in herhaling vallen, zou een goed onderwerp kunnen zijn om over te schrijven. Krachtig. En herkenbaar ook. Maar oneerlijk, want ik ben voor niets bang. Fearless. Ik val al heel mijn leven in herhaling en de meeste mensen rondom mij nog veel meer. God wat heb ik mijn moeder veel horen zeggen dat ik mijn ellebogen van tafel moest halen en hoeveel keer heeft mijn ietwat naar autisme en patchouli riekende buurvrouw het al gehad over het feit dat die schijtlelijke spar een klein kerstboompje was dat ze plantte in het jaar dat ze haar communie deed. Ik vraag me in een vlaag van toekomstvisie af of ze haar laatste sacramenten zal krijgen op het ogenblik dat mijn bijl met een gracieuze zwier tegen de onderstam van het misbaksel inhakt. Fearless!
Ik liet me even gaan, excuseert u me. Daar gaat het natuurlijk niet om.
Waar het wel om gaat is mijn geheugen. Hoe in ’s hemelsnaam kan ik nu vergeten zijn dat ik het virale onderwerp al eens eerder aansneed? En dan nog wel op gezichtenboek, én op mijn website! Dat is herhaling: één van de didactische basisprincipes die we hanteren om de – dezer dagen met stijltang ontkrulde – hersenen van onze arme leerlingen te bewerken zodat we er zeker van zijn dat ze pi onthouden tot twee cijfers na de komma. Ja, u leest het goed: NA. DE. KOMMA!
Stilletjes aan dringt het tot me door. Het moet er altijd al geweest zijn. Mijn ogen sluiten zich en traag scant mijn innerlijke zicht de dag af. De week ook, het jaar. Mijn leven. Ik sta een fractie van een seconde stil bij iedere maaltijd die ik me herinneren kan. Ik heb een nogal sterk visueel geheugen, dat moet u weten. Een geheugen dat keihard getraind is om tussen bergen rommel precies dat gele schroevendraaiertje met de de zelfgeslepen punt te vinden dat ik zeven maanden en drie dagen geleden gebruikte om de koplamp van mijn zoon’s antieke fiets mee te bewerken. U glimlacht? Dan kent u mijn vader nog niet. Mijn visueel geheugen is erfelijk beter getraind dan een overgemotiveerde Talibani in een door Trump gesponsord sahel-kamp.
Ik zie het voor me, zelfs daarnet nog bij het verorberen van de zelfgebakken snee meergranenbrood met geitenkaas en confituur. Want dat is lekker, geitenkaas en confituur. Mijn ellebogen. Ik zie ze: op de tafel!
Wat eerst sijpelde is nu wel een vloed van besef geworden. Een besefsvloed als het ware: Als ik al niet kan onthouden wat mijn moeder me met haar penetrantheid inhamerde, hoe lang moet die sluipende degradatie van mijn hersenen al niet bezig zijn? Wat ben ik nog allemaal vergeten?
Ben ik fundamentele zaken uit het oog verloren? Is het daarom dat ik de laatste weken niemand meer over de vloer krijg? Moest ik gisteren niet ergens zijn waarvan ik niet meer weet hoe ik aan de afspraak kwam?
Eerlijk? Ik heb er geen idee van. Het zal wel de schuld van Corona zijn. Of de sossen. Of de Chinezen. Dat zit dus wel goed. Ik kalmeer.
Mijn geheugen is net goed genoeg als je ’t mij vraagt. En zo niet, schrijf ik het wel op lijstjes. In atomaschriftjes. Op hoekjes van rondslingerende A-viertjes.. En op post-it’s in kleurrijke varianten.
Want ik zie ze, die briefjes. Ik zie ze met mijn ogen dicht in de groeiende berg van chaos en puin. Er is hoop.
Morgen is het moederdag. Mijn moeder is dood. Ze hield niet van sparren en kreeg geen heilige sacramenten.
Maar ik weet het nog. Ik weet háár nog.