Hier zitten we dan. Hier zit ik dan. De geur van vers gemaakte soep in de neus en pijn in de nek.
Dat laatste neem ik er graag bij. Graag is veel gezegd. De onthaasting van de laatste dagen lokte me naar wat ik al lang niet meer deed: een boek lezen. Beter dan de beste TV. Lokkend. Handig ook: een boek in bed, een boek op een stoel in de zon, een boek in de zetel, een boek op de vloer. De stijfheid in de nek is het enige nadelige gevolg. De osteopaat mag me niet meer aanraken. Hij wil het wel en geloof het, ook ik zou niets liever hebben. Het is te zeggen: nog liever zou ik een goede massage krijgen van geliefde handen. Of een hot-stone-massage in een oord van geurende ontspanning. Maar het mag niet. Het creatieve surrogaat geeft geen voldoening maar het is een kleine troost. Het kussen op de houten vloer. Het rollen over de tafel, het rekken over de leuning van de stoel. Al lezen in de niet loslatende pagina’s die het fantasievolle avontuur ontrollen en ondertussen het draaien naar links, naar rechts, naar onder. Het rechter zitten, het uitstrekken van de armen tot de zachte kramp van armspieren vuriger wordt dan het steken van de wervels.
Ik vervloek het boek! Het is de duivel. Maar ik vervloek dat kleine virus nog veel meer. Covid-19. Ik spreek het uit. Ik spuug het uit. Hoewel. Het brengt wel ontspanning, dat moet gezegd. Tijd. Het nieuwe kalibreren van de tijd. Het hervallen in meer natuurlijke plooien. Het virus dwingt zacht tot inzichten. Het dwingt tot nadenken over nietigheid en grootsheid, over het leven en de onzin van de rush waarmee de maatschappij ons al jaren meesleept. Er is slechts één element dat dit natuurlijke ritme verstoord. Eén element dat ervoor zorgt dat ik niet ga slapen met het ondergaan van de zon en opsta met het krieken van de dag.
Ik zou oneerlijk kunnen zijn en zeggen dat ik als een nieuwgeboren prille leerkracht mijn taak-in-corona-tijd zeer serieus neem. Ik zou kunnen zeggen dat ik mooi om 8u30 achter mijn bureau zit en taken maak voor al die arme leerlingen die godbetert eenzaam thuis zitten te verlangen om weer op de harde schoolbanken te zitten luisteren naar de wijzen die met hun monotone geleuter hun hoofden doen barsten. Ja, ik weet het zeker: ze verlangen naar thuiswerk. Véél schoolwerk om niet naar youtube-filmpjes te hoeven kijken. Ik ben overtuigd!
Ik zou de leerplandoelen kunnen bestuderen en analyseren en mijn creativiteit de vrije loop kunnen laten om hieruit fenomenaal leuke en motiverende taken te ontwikkelen.
Ik doe het wel, werken. Maar op mijn tempo. Wanneer ik wil, er zin in heb. En gewoon wat moet of kan, meer niet.
Maar dat is het niet: dat éne dat me tegenhoudt het ritme van de aarde te volgen.
Ik heb ook nog wat te doen voor mijn klanten en de boekhouding moet in orde zijn zodat binnen een handvol dagen de BTW controleurs iets te doen hebben. En liefst niet dat wat ik vrees, namelijk het veel te grondig analyseren van mijn cijfers om me daarna op de vingers te tikken. Ja, dat moet ook, maar ik doe het rustig. Me komen controleren mogen ze toch niet.
Osteopaten en BTW controleurs zijn gelijken in deze tijden. Ze mogen niet.
De geur van soep wordt sterker. Achter mij prikkelt het pruttelen van de pot mijn sensoren. De honger komt traag, net zoals de rest. Op zijn eigen tempo. Ik heb geduld, het komt wanneer het komt.
En tegelijkertijd is het er weer: de drang. Diezelfde drang die me gisterenavond wakker hield. Me tot ver na het neervallen van het nachtelijke deken de ogen liet open houden. Me liet turen door mijn vermoeide ogen, dwars door de lenzen van mijn bril. De drang naar dat éne.
Ik weet het al, morgenochtend als de merels hun eigenzinnige jazz aan het raam van mijn zolderkamer het ochtendgloren in sturen, zal ik te vroeg wakker zijn. Waar ik me normaal weer zou omdraaien om nog een dik uur te tukken, zal dat niet lukken. Ik zal mijn ogen traag openen, de tranen van de nacht aan de achterkant van mijn handpalmen wrijven. Ik zal kijken hoe laat het is en zien dat de klok op 7u12 staat of 7u04. Ik zal het derde kussen nemen en mijn rug wat steunen, hopend op het langverwachte kraken van de wervels. Ik zal dat ene ter hand nemen dat me dwingt de adem van de dag te rekken. Het grommen van mijn maag het zwijgen op te leggen en het zwellen van mijn blaas te negeren.
Het boek. Het verdomde boek!