Soms vraag ik me af of ik een beetje impulsief was. Toedtertijd. Nog voor de zomer zijn veel te warme dagen over het door corona en klimaatverwarming geteisterde Belgenland liet neerdalen. Ik moest ergens wonen en na een lange zoektocht van varende Spits tot vast land liep ik met volle goesting het oude huis binnen.
Het rook er wat muf en stond vol rommel. Maar wat een huis. Wat een mooie ruimtes! De – wegens nood aan inkomsten – overvriendelijke verkoopsdame zag de fonkel in mijn ogen en wist dat ik door de schimmelmuren en fucklelijke valse plankjesplafonds heen keek. De structuur was goed. De muren, het dak. De tuin was zalig, de asbesten daken een pietluttigheid.
Ik had er al een hoop gezien, krotten die binnen mijn budget pasten. Maar dit was anders.
Twee dagen later deed ik een bod aan de ontwrichte kinderen van de overleden zielen van ’t huis.
Ze aanvaardden mijn bod en de goesting begon te groeien. De plannen onder mijn hersenpan ontrolden zich in nachtelijke uren en tijdens fantasievolle ogenblikken van overtollig daglicht.
Toen begon het wachten. De scheiding, de bureaucratie, de notariële tijdtrekkerij. Tot nu. Nu is het eindelijk van mij, dat huis. Het nieuwe heim.
Dit is het tweede huis dat ik ooit kocht. Het eerste was samen met mijn ex. Ex… het vormt zich nog onwennig in mijn mond. Wat een spuuglelijk woord is dat toch. Het lijkt op heks, klinkt hard en het past niet bij de warme vrouw die ik jaren in mijn armen hield. Voor exen zoals die van mij moesten ze een ander woord uitvinden. Iets zoals wami. Of wat dacht je van choechoe? Die van mij is één van de liefste vrouwen op deze aardkloot, laat u niets anders wijsmaken!
Lief, dàt is nu eens een mooi woord. De uitvinder ervan mag van mij een gouden standbeeld krijgen. In de plaats van die Leopold-gedrochten her en der in parken en op dezer dagen veel te desolate pleinen.
Lief, dat past goed bij haar. Die van mij. Ze was erbij, vandaag, de eerste échte dag in het huis. De dag vol opgewonden gedachten over welke welvende plafonds moesten blijven en welk van onder het stof gehaalde oude cafétafeltjes het waard was om een schuurpapiermassage te ondergaan.
Ze was vandaag de keukenprinses, dat lieve lief. Pas op, ik ga niet licht over dat soort uitspraken. Tenslotte zou ik een ferme mot krijgen moest ik die in de context zetten van de kokende en afwassende vanzelfsprekendheid. Nee neen, daar doe ik niet aan mee. In die zin ben ik zelf een fiere keukenprinses met ballen! Ik zou mezelf nooit in zo’n vakje durven duwen!
Maar zij was het vandaag wel, want ze toverde in een paar uur tijd de met zwarte ongedefinieerde smurrie bedekte oude keukenkastjes om in bijna-wit. Meer zelfs: ze maakte van wat een vuil kot leek, een plaats vol toekomstige keukengeluiden.
Daar ben ik nu eens fier op sie. Dat soort lief verdient een zilveren standbeeld. In de plaats van die choechoe beelden her en der op pleinen en veel te desolate parken.
Was ik te impulsief? Destijds? Nèèèh, dat was ik niet. Ik voelde vandaag de goede geesten en zag het schoon.
Ik heb een huis!