De weg ruist rustig onder me door. De vergroezelde witte strepen flitsend in het vaste ritme van de terugtocht.
Naast me een lege zetel. Te leeg. De resten van geur, van rustgevend kabbelend gebabbel en het indrukken van mijn vel. Tegen haar.
De zuurzoete spekken als surrogaat voor het idee dat ze me weer zal kussen. Warm. Later als ze terugkomt. Op de radio zingt elke stem over haar en mij. Ze kennen ons verhaal, het staat al zo lang in de sterren geschreven.
We waren in Parijs, la ville des amoureux. We zagen pittoreske etalages, hoekjes met groen bemoste oude stenen. We proefden multicolore geuren en vervaagden in de wirwar van de ondergrondse stad. Maar dat is van geen belang. De stad is niet meer dan een met smaak aangepast kader rond een verrassend mooi schilderij. Niet meer dan de vage achtergrond uit focus. De warme mist die ons inpakt, net voor het doorbreken van de zon.
We waren in Parijs. Ik zie haar. Haar blije ogen, haar tred. Leunend. Ik hoor haar adem, lauw en vochtig. Ik voel haar godverdomme veel te passend zacht en warm en drukkend onder mijn vel gekropen.
De weg naar huis is zonovergoten maar vibreert niet zoals anders. Ze is nu even weg. Van Charles De Gaulle naar Canada, waar ze haar pientere hoofd zal buigen over studieboeken met allerhande talenknobbeldingen om haar wereldlijke geest te verrijken.
Maar ze kent nu ook mijn taal en ik de hare. De taal die geen last heeft van verschil in breedtegraad of oceanen met diepe troggen. We hangen vast. Time is just a distance.
Is het niet bevreemdend boeiend soms, dit leven? Ik kende het al wat, dat leven, want god wat heb ik al goed geleefd! De intense vreugde, de ruwe pijn, het kwetsen en gekwetst worden, de slepende vermoeidheid, de ontembare humor, het overweldigende bruisen, de onvoorwaardelijke vriendschap, de liefde. De liefde, ik kende ook haar maar niet zó. Ik heb liefgehad met heel mijn hart en ziel. Maar niet zó. Ik heb mezelf gegeven en heb met volle teugen gedronken van de genegenheid en passie die geliefden me gaven. Maar niet zó. Niet zo intens diep, zo snel, zo traag. Zo natuurlijk. Haast compromisloos. Zo, zonder de minste onenigheid of spanning. Gewoon gewoon.
Online daten. Niets voor mij, dat zeggen mijn vrienden. Ik ben een man van aanraken, voelen, ruiken en proeven. Niets voor haar zeggen haar vrienden. Ze is een vrouw van luisteren, ontmoeten, van geuren en kleuren. Maar we deden het toch. Gewoon voor de fun, zonder veel geloof maar met een tikkeltje hoop. Haar foto’s zaten vol humor. Fotoshoot met streepjes aan het water. Haar profiel afwijkend van de meeste nietszeggende doordeweekse dames die blijkbaar op zoek zijn naar de saaiste mannen uit Vlaanderen of nog liever uit eigen dorp. De app geeft ons een hoge matching score waar we beiden niet in geloven maar toch. Ik voel me een echte man dus neem de eerste stap en stuur haar een gemeend kwinkgeslagen complimentje. Ze reageert en is blij verrast dat mijn profiel ook alles behalve dat is van een doorsnee platgetreden mediaan-ambtenaar. We wisselen dagenlang intrigerend leuke woorden uit en na enkele veel te lang- en laatdurende virtuele toetsenbordtokkelsessies, bellen we. Met video. Van Canada naar den Belgiek zonder delay. Zonder schroom ook, open en heerlijk eerlijk. Het wordt laat. Alweer. Het is verrijkend, het is verlichtend.
We zijn plezant in de war, weten beiden niet goed wat dit is en hoe we kunnen voelen wat we voelen zonder de geuren, de fysieke elektriciteit.
“Ik kom naar België” zegt ze. Voor 2 weken. Ze heeft een excuus: er is een familiefeest en wat te regelen hier en daar. Vrijdag komt ze aan in ‘t land, zondag in Gent, waar ik haar oppik met een wilde roos uit eigen tuin in de linkerhand. We omhelzen. Om te voelen en te snuiven. Het is irreëel. We laten mekaar niet meer los. Ze woont twee weken bij mij. We laten mekaar niet meer los. De uren op het werk of naar de bakker of in transit naar godweetwaar glijden voorbij als de streepjes op de weg. Ze tellen niet mee, ze zijn er gewoon, ergens. De uren minuten seconden met haar zijn er wel. We laten mekaar niet meer los. Op intense en onwezenlijk natuurlijke wijze. Alsof ze er altijd was. In de zetel. Frambozen plukkend in de tuin, aan de ontbijttafel boterhammetjes etend. In bed, warm en indringend.
De weg vervaagt onder de banden van de hol klinkende wagen. Ik kom thuis maar een beetje minder dan normaal. Met een traan. Één van geluk, dat zijn de mooiste.
Ik zie haar terug. Snel. Met mijn ogen dicht.